Afgelopen periode hebben we gebruikt om samen met de vrijwillige patrijzentellers, de veldcoördinatoren, de regiocoördinator en Stichting Landschapsbeheer Gelderland (SLG) de resultaten van de patrijzentellingen uit het voorjaar 2021 op een rijtje te zetten en te evalueren.
In 2021 zijn er in het rivierengebied op een oppervlak van 17 duizend hectare patrijzen geteld door 115 vrijwilligers. Het gaat om 82 telgebieden verdeeld over 10 vrijwilligersgroepen.
De algemene indruk is dat de patrijzenstand redelijk stabiel is gebleven ofwel licht is gestegen in de getelde gebieden. Inschatting van de tellers is dat de reproductie dit jaar een stuk beter is dan in 2020. Het was dit jaar lang nat, er werd erg laat gemaaid dit jaar en de droogte van de voorgaande jaren bleef uit. De gezinnen die werden gezien hadden een minimaal aantal jongen van 10, en soms ook hoger.
In het rivierenland zijn in het voorjaar van 2021 nieuwe patrijzentellers opgeleid. Na een oproep in de krant, meldden zich vooral nieuwe vrijwilligers voor de groep in Overbetuwe. Hierdoor kon het aantal telgebieden van Overbetuwe worden uitgebreid van 5 naar 15. Het resulteerde in meer berekende patrijzenterritoria: 16 ten opzichte van 5 in 2020. En de dichtheid van patrijzen steeg van 0,59 naar 0,68 per 100 ha.
Naar aanleiding van de online patrijzentelcursus ontstond een nieuwe telgroep in Bemmel. Deze groep heeft in 3 nieuwe telgebieden 15 territoria van de patrijs geteld. Met een dichtheid van 3,25 patrijzenterritoria per 100 ha is dit de hoogste dichtheid van het rivierengebied. Een erg leuke start voor deze nieuwe vrijwillige patrijzentellers. Alhoewel in dit gebied nog geen agrarisch natuurbeheer is.
In Groesbeek is het aantal territoria van de patrijs gestegen naar 33 en komt de dichtheid op 2,88 per 100 ha. De stijging in het aantal territoria is te verklaren doordat sinds dit jaar gewerkt is met warmtecamera’s, waardoor meer patrijzen zijn gevonden dan volgens de reguliere tellingen gevonden zouden worden.
Focusgebieden
In 2020 zijn er focusgebieden voor de patrijs aangewezen. De gedachte hierachter is dat als je wat wilt doen voor de patrijs, dan moet je investeren in die gebieden waar ze nog voorkomen en van daaruit verder bouwen aan vergroting van de populatie. Om het ANLb zo goed mogelijk te kunnen inzetten is het dus nodig om te focussen op bepaalde gebieden: de beste gebieden, waar nog behoorlijke aantallen patrijzen voorkomen en het huidige landschap en grondgebruik kansen biedt voor de toekomst. Er zijn in het Rivierengebied nu 7 focusgebieden. Het streven is om in deze gebieden op een oppervlak van 3% of 5% ANLb maatregelen te nemen.
In alle gebieden is het percentage waarop beheer ten behoeve van de patrijs wordt uitgevoerd nog te laag. Maatregelen moeten, bij voorkeur binnen de focusgebieden naar 3 tot 5% van de oppervlakte om een succesvol leefgebied voor de patrijs te kunnen vormen.
Voor Herwijnen (West Betuwe) geldt dat het percentage ANLb-beheer voor de patrijs nog onder de 1% zit. Voor Randwijk (Overbetuwe) zit het boven de 3%. De rest (Batenburg, Duivense broek, Groesbeek, Heteren zuid, Nederhemert) zit tussen de 1 en 3%.
Er is dus nog een flinke investering in beheer nodig om de patrijs een positieve impuls te geven.
In 2021 zijn vanuit het Collectief gebiedstafelgesprekken gevoerd met de veldcoördinatoren en vrijwilligerscoördinatoren om te kijken waar ANLb maatregelen zouden moeten worden afgebouwd en waar maatregelen tbv. de patrijs toegevoegd zouden moeten worden.